• Schrijver Hassnae Bouazza: ‘Als je verliefd kunt worden op familie, dan was ik verliefd op mijn moeder’

    foto © Harmen de Jong

    Hassnae Bouazza is journalist, columnist, vertaler en programmamaker. Deze week verschijnt van haar Een koffer vol citroenen, een ontroerend eerbetoon aan haar overleden moeder. Een interview aan de hand van steekwoorden. Over eten en afvallen, over seks en zonde en over mensen die dingen zien die jij niet ziet.

    Marcel Wiegman 29 april 2022

    Oujda

    “De grootste oostelijke stad van Marokko, vlak bij de Algerijnse grens. Mijn geboorteplaats, waar ook mijn ouders liggen begraven. Ik kom er nog steeds, in ons oude huis, waar ze een citroenboom in de tuin hadden geplant. De laatste tijd denk ik veel aan de warmte van Marokko, die door je voeten omhoog trekt. Ik herinner me flarden van mijn kindertijd. De blauwe auto die mijn vader had meegenomen uit Nederland.”

    “Op mijn vierde kwamen we terecht in Arkel, Zuid-Holland. Het favoriete scheldwoord van de kinderen op school was ‘vieze Turk’. Dan dacht ik: waarom? Ik was in de klas het enige Marokkaanse meisje. We waren nieuw, het was een groot gezin, mijn vader werkte in de fabriek en we hadden niet veel. Dat werd allemaal tegen je gebruikt. Ik was ‘de ander’. Als kind weet je niet beter, maar de onzekerheid nestelt zich in je. Die raak je nooit meer kwijt. Maar Arkel is ook mijn moeder. Ik heb warme herinneringen aan ons huis.”

    Hanountje

    “Zo noemde ik mijn moeder: liefje. Waar moet ik beginnen? Ze was een heerlijke, lieve, warme vrouw, met enorm veel humor, rust en wijsheid. Als je verliefd kunt worden op familie, dan was ik verliefd op haar. Mijn broers vonden dat ik als jongste verwend werd. Misschien was dat wel zo, maar ik was gewoon de liefste. Hadden zij ook maar wat liever moeten zijn. Als de buitenwereld mijn moeder zag, zag die een hoofddoek en een djellaba en oordeelde: een onderdrukte vrouw. Wij zagen een leergierige vrouw met een enorme persoonlijkheid. Ze stimuleerde ons om te studeren en hoge cijfers te halen. Bij ons thuis werd getekend, geschilderd en film gekeken. Natuurlijk weet je dat je moeder er op een gegeven moment niet meer is. Daar had ik het ook over met haar. Ik heb me ermee moeten verzoenen, maar ik mis haar gewoon heel erg. De navelstreng had wat mij betreft nooit doorgeknipt mogen worden.”

    Koriander

    “Je moet het eerst laten weken in water, zodat alle rotzooi naar de oppervlakte drijft en het helemaal schoon wordt. Dan drogen, hakken en invriezen, zodat je altijd een voorraad hebt. Een heel ritueel dat ik van mijn moeder heb geleerd. Na haar overlijden ben ik naarstig haar recepten gaan maken. Die geuren en smaken: koriander, gember, komijn, oranjebloesem in de koekjes. Zo haal ik mijn moeder weer dicht bij me. Het is tastbaarder dan foto’s.”

    Aicha Qandisha

    “Een mythische figuur uit de Marokkaanse folklore. Een vrouw die zich in dromen aan mannen openbaart, hen verleidt en daarna bezit van ze neemt. Voor mij staat Aicha Qandisha voor de kracht van vrouwen. Ik heb heel lang een blad willen maken, waarin de schoonheid en het vertier van Elle of Vogue samengaat met de inhoud van The Guardian of The New Yorker. Dan krijg je iets waanzinnigs, iets wat alles overstijgt. Maar ja, ik ben van de ideeën en niet van de zakelijke inzichten, dus werd het een website met de naam Aicha Qandisha. Die bestaat al sinds 2013. Ik doe het voor de lol. Geen idee hoeveel mensen het lezen, maar ik heb een aantal trouwe lezers die vaak reageren op stukken.”

    Seks en de Zonde

    “Mijn documentaireserie met Femke Halsema. Catchy titel toch? Die heb ik bedacht. Ik maak me vreselijk boos als vrouwen geschandpaald worden vanwege hun seksualiteit. Dat gebeurt trouwens niet alleen in de islamitische wereld, Patricia Paay is net zo goed een voorbeeld. In de serie komen belijdende moslimvrouwen eindelijk eens zelf aan het woord. Altijd zijn er wel een paar witte vrouwen die vinden dat moslima’s bevrijd moeten worden. Dan wordt er neerbuigend gesproken over de hoofddoek, alsof vrouwen daar niet zelf voor kunnen kiezen. Veel witte feministen pretenderen te weten wat er in andere vrouwen omgaat, terwijl ze eigenlijk op hen neerkijken. Natuurlijk: Femke is zelf ook een witte feminist, maar zij was wel bereid te luisteren. Het gekke is dat de giftigste reacties op het programma uit de hoek van islamfundi’s kwamen. Omdat het Femke was, kon het volgens hen alleen maar negatief zijn over moslims. Typisch.”

    Hafid

    “Mijn broer de schrijver. Hij is nu één jaar dood. Het voelt zo onwerkelijk dat hij niet meer door de straten van Amsterdam loopt. Het was hartverscheurend. Je ziet iemand sterven en toch blijft de hoop dat er een wonder komt, want hij was een kat met negen levens. Het verdrietige is dat mensen alleen zijn aftakeling zagen, maar hij was ook een hele gulle levensgenieter. Hij was iemand die de Nederlandse taal weer sexy maakte, die de Nederlandse literatuur weer opwindend maakte. Hij is veel te vroeg heengegaan, maar wat hij heeft achtergelaten: wauw. In mijn boek schrijf ik: ik heb je hand nooit losgelaten. Dat is hoe het voor mij voelt.”

    De Lindehof

    “Met de chef, Soenil Bahadoer, heb ik een boek gemaakt: Spicy Chef. Het is een van mijn favoriete restaurants in Nederland. Twee sterren. Ik dacht altijd: daar hoor ik niet thuis, veel te stijf, maar als je bij hem binnenkomt is het een en al gastvrijheid. Je krijgt niet het gevoel dat je anders bent, je wordt niet getaxeerd. Soenil integreert de Franse met de Surinaams-Hindoestaanse keuken. Dat levert gerechten op die je nergens anders krijgt. Ik ben er constant blut door, maar ik hou van restaurants. Ik hou van eten, ik hou van koken en van koekjes en taartjes. Het is een obsessie. Er gaat troost uit van eten: als je iets proeft kun je al het andere voor even vergeten.”

    Afvallen

    “Dat is dus de keerzijde van al dat eten. Godschristus, de eeuwige worsteling. Tot mijn 33ste kon ik alles eten wat ik wilde: laat de teugels maar vieren. Daarna ging het fout. In het begin stelde ik mezelf serieus de vraag: wat is belangrijker, eten of die kleine kledingmaat? Straks ben ik op mijn 76ste nog aan het proberen om af te vallen, dat is toch ook tragisch. Ik hoop dat ik richting een balans ga, dat ik me oké voel met mezelf. Voor iemand die zo’n vreetzak is als ik kan ik trouwens heel goed vasten. De ramadan is geen enkel probleem.”

    Peter Breedveld

    “Mijn geliefde. Ik heb hem ontmoet bij een boekpresentatie van Hafid. Na afloop stuurde hij me een link naar zijn website Frontaal Naakt met een verslag, waarin hij mij noemde. Hij liet me verschrikkelijk hard lachen. En hij is een fantastische schrijver, die niet krijgt wat hem toekomt. Hij wordt genegeerd, er wordt op hem neergekeken. Het is net als met mijn moeder: de wereld heeft een beeld van hem en ik zie hoe hij echt is. Hij is fel in zijn stukken, dus denken de mensen dat hij een bozig type is, maar in werkelijkheid is hij een hele grappige, zachte, lieve en zorgzame man. Hij is heel principieel. Daar doen mensen tegenwoordig niet meer aan: principes. Als iemand iets goeds zegt, dan verdedigt hij dat, zonder aanziens des persoons. Dat kan ik niet hoor. Als ik iemand niet mag, ga ik het niet voor hem opnemen. Dan denk ik alleen: rot maar lekker een eind op.”

    Bijgeloof

    “Als ik iets leuks ga doen vertel ik niemand wat, want dan ben ik bang dat het niet doorgaat. Ik ben verschrikkelijk bijgelovig. Soms denk ik: stel je niet aan. Maar als ik het dan toch vertel, gaat het echt niet door. Waarzeggers? Vroeger ja. Van mijn zuurverdiende geld. Oh mijn god, dat mag je nu niet meer tegen me gebruiken! Maar ik zal je eerlijk zeggen: als ik hoor over een waarzegger die écht goed is, ga ik erheen. Fascinerend vind ik het, dat er mensen zijn die dingen zien die jij niet ziet. Mijn surrogaatoma, de vrouw die mijn navelstreng heeft doorgeknipt, heeft ooit kaarten voor mij gelegd. Alles is uitgekomen, op anderhalf ding na. Daar kan ik natuurlijk niets over zeggen, daar wacht ik geduldig op.”

    Timboektoe

    “Iedereen kent het van de Donald Duck, maar ik ben er geweest. Ik deed research voor de serie Sahara van Bram Vermeulen. Timboektoe zat helemaal dicht en was alleen te bereiken met hulp van de VN. Er was gevaar voor ontvoeringen en bij ons hotel was een conferentie gaande zoals je die wel eens op tv ziet: met van die mannen die met hele grote geweren achterop een pick-up zitten. Het duurde dagen voordat we de stad weer uit konden. Thuis maakten ze zich enorm zorgen, maar wij hadden het grootste plezier. Een week na de opnames werd het vliegveld aangevallen door gewapende mannen. Heel spannend. Normaal gesproken denk ik alleen: er moet wel goed te eten zijn op de plekken waar ik kom.”

    Ahmed Aboutaleb

    “Ik ben heel kritisch op hem. Daar houdt hij niet van, hè? Ik vind het geen oprechte man. Wat ik hem kwalijk neem is dat hij zichzelf heeft geprofileerd ten koste van mensen als mijn ouders. Na de aanslag op Charlie Hebdo had hij het erover dat moslims de straat op moesten om te demonstreren. Waar heb je het over? Hij weet heel goed dat de generatie van mijn ouders geen vlieg kwaad doet en toch impliceer je dat ze achter het geweld staan als ze niks van zich laten horen. Heel kwalijk. Zo maak je ons allemaal medeplichtig. Ik heb hem ontmoet bij Winternachten in Den Haag. Ik begeleidde daar de Syrische dichter Adonis, mijn maatje. Daar is hij fan van, maar toen ze eenmaal aan een tafeltje zaten, praatte Aboutaleb alleen nog maar over zichzelf.”

    Vrouwen met hoorns

    “In Italië is een man met hoorns een bedrogen echtgenoot, in Marokko is een vrouw met hoorns een sterke, eigenzinnige vrouw, die niet te beroerd is om tegen haar echtgenoot in te gaan. Ik? Een vrouw met hoorns? Mijn moeder had pas hoorns. Door haar ben ik gekomen waar ik nu ben.”

    Eerder gepubliceerd in Het Parool.

  • Liefdesverklaring

    ‘Mijn moeder spoorde me aan zelfstandig te worden, zodat ik van geen man afhankelijk zou zijn’

    Ruim zes jaar geleden overleed de moeder van journalist, columnist en programmamaker Hassnae Bouazza. Haar boek Een koffer vol citroenen is een liefdesverklaring aan de vrijzinnige vrouw die op straat werd uitgescholden voor Bin Laden.

    In het gangpad met frisdrank in de supermarkt van mijn oude dorp kwam ik hem tegen. Gekleed in een donkerblauw jack, het winkelmandje in zijn handen, de wangen rood en goed doorvoed, de lippen vlezig. Onveranderd. Alsof er geen dertig jaar voorbij waren gegaan. Hij liep langs, keek me aan en zei me gedag. Ik groette terug en moest glimlachen. Het was een man die ik samen met mijn moeder ‘nummer 33’ noemde. Dat zat zo: op de middelbare school hoorde ik dat hij in de klas over mijn moeder had verteld dat ze er ‘zo onderdrukt uitzag met die hoofddoek’. Ik was verbolgen en vertelde het verontwaardigd aan mijn moeder, die er hard om moest lachen. ‘De arme maakt zich zorgen om me,’ zei ze. ‘Je weet wel wie het is,’ zei ik, ‘hij woont op nummer 33.’ En zo was zijn bijnaam geboren. ‘Hoe is het met nummer 33?’ vroeg ze dan. ‘Is hij nog bezorgd om me?’

    Mijn moeder was niet alleen maar mijn moeder, maar een vrouw over wie de buitenwereld een mening had, zonder haar ooit te kennen of te willen kennen. Een vrouw die door volstrekt vreemden werd beoordeeld op haar buitenlandse origine, haar djellaba en hoofddoek. Een vrouw op wie iedereen gretig de eigen vooroordelen plakte, op wie de samenleving neerkeek, die mensen op straat minachtten, onderschatten, die in de politiek en in nieuwsreportages op de grote, anonieme, amorfe hoop van ‘mislukte integratie’ werd gegooid. Buitenstaanders maakten een kop van jut van haar op wie ze hun eigen lelijkheid projecteerden.

    De rust die zij in zich had, het vermogen de woorden van anderen van zich af te laten glijden, probeerde ze mij ook aan te leren

    ‘Bin Laden’

    Ze reageerde er altijd gelaten op. Ik zag hoe ze naast me zat in de auto en meewarig glimlachte toen een opgefokte meneer veilig vanuit zijn auto herhaaldelijk ‘Bin Laden’ naar ons riep. Ik zie nog haar vingers voor me toen ze bij me instapte en voordeed hoe de meneer in het busje voor ons zijn middelvinger naar haar had opgestoken. Haar misdaad? Ze liep over straat. Ik voelde het bloed naar mijn wangen stijgen, gaf gas en wilde hem inhalen, maar dat mocht niet van haar. ‘Laat hem toch.’

     ‘Laat hem toch.’ ‘Laat hen maar praten.’ Ze was niet iemand die haar gelijk wilde halen. Conflicten ging ze uit de weg en ze zweeg liever dan dat ze op provocaties inging. Zo bewoog ze zich door het leven. De etiketten die mensen op haar plakten en de woorden die ze fluisterden negerend. De rust die zij in zich had, het vermogen de woorden van anderen van zich af te laten glijden, probeerde ze mij ook aan te leren.

    Ik was de jongste in een gezin van zeven kinderen. Ik bén de jongste, het maakt niet uit hoe oud je wordt, hoeveel tijd er verstrijkt, dat simpele gegeven verandert niet. En als jongste wilde ik het goed doen voor mijn moeder, haar laten zien dat ik luisterde, slim was en hoge cijfers haalde. De vrouw die nummer 33 zo onderdrukt noemde, was degene die me aanspoorde zelfstandig te worden, zodat ik van geen man afhankelijk zou zijn.

    Het huis waarin ik opgroeide was dankzij haar open en nieuwsgierige geest een creatieve vrijhaven waar getekend, geschilderd en geknutseld werd. Strips en boeken werden verslonden en onze woonkamer was een klein filmhuis dankzij de videorecorder die mijn vader al in de vroege jaren tachtig kocht. Het televisietoestel zelf was zo’n loodzwaar, log ding, typisch voor die tijd, maar het deed wat van hem gevraagd werd: films tonen, van ellenlange Bollywoodproducties en Arabische klassiekers tot Franse actie- en Amerikaanse gangsterfilms. En alles ertussenin. Terwijl het merendeel van mijn klasgenoten alleen de twee Nederlandse zenders keek, kon ik al vloeiend in het Engels vloeken dankzij alle films die ik zag.

    Bloot

    Als kind liep ik altijd aan haar hand. Toen ik ouder werd, liet ik die hand los, maar week niet van haar zijde. We waren altijd samen. Toen ik nog klein was, mocht ik niet veel, maar naarmate ik ouder werd, werden de teugels gevierd. Op mijn zeventiende mocht ik voor het eerst met een vriendin naar Parijs. Late concerten en avonden uit volgden. Korte jurkjes. Maar niet te kort. Op een hete zomerdag gingen we samen naar de stad. Ik was gekleed in een kort, wit gehaakt rokje en een wit gehaakt topje met spaghettibandjes. Terwijl ik de muntjes in de parkeerautomaat deed, mopperde ze erop los. ‘Moet je jou nou zien, je bent helemaal bloot.’ Ik moest hard lachen.

    Ze liet nooit onenigheid tussen haar en mij komen. Ze had geen zendingsdrang, niet de behoefte de keuzes van haar kinderen te veranderen. Haar liefde voor ons kwam altijd eerst, zonder mitsen, maren of voorwaarden en haar huis bleef al die jaren het moedernest waar we samenkwamen voor haar. Een nest met een Marokkaans hart en een kosmopolitisch karakter. De mensen buiten zagen slechts haar Marokkaanse voorkomen, maar voor mij was ze veel meer.

    Mijn moeder was een reuzin die haar voldoening uit het kleine, het alledaagse haalde, uit haar kinderen en kleinkinderen

    Natuurlijk, Marokko is mijn moeder. Daar ben ik geboren. De cultuur, taal, geuren en smaken hebben mij gevoed en gevormd. Maar moeder is ook Nederland voor me, het land waar ik vanaf mijn vierde wortelde en dat mijn thuis werd dankzij haar. Moeder is Parijs voor me. Toen ze nog leefde ging ik vaak alleen naar Parijs. Sinds ze me ontviel, heb ik die traditie weer opgepakt om dat gevoel van vroeger op te roepen, alsof ze er nog is en thuis op me wacht. Ieder bezoek aan Parijs voelt als een terugkeer naar de moederschoot. Zij ging ook een paar keer mee. De eerste keer logeerden we bij de Champs-Élysées en deden we een bustour zodat ze een goed beeld van de stad zou krijgen. We zaten bovenin, het dak open, de zon scheen. Ik keek naar haar, zag een grote glimlach en terwijl de bus langs de Place de la Concorde reed, zei ze ‘Parijs is een reuzin’.

    Stille kracht

    Mijn moeder was míjn reuzin. Klein van stuk, verlegen in het openbaar, altijd een glimlach op haar gezicht. Ze was een reuzin die haar voldoening uit het kleine, het alledaagse haalde, uit haar kinderen en kleinkinderen. Een reuzin met een groot hart en een zachte aanraking. Geen dominante verschijning in het openbaar, maar een grote persoonlijkheid en een stille kracht op de achtergrond die me aanmoedigde om mijn dromen na te jagen. Ze zorgde ervoor dat ik ambitieus werd, beter en sterker werd en hogerop kwam. Ze leerde me relativeren en ik laafde me aan haar moederlijke warmte en heerlijke, soms snoeiharde humor en zelfspot.

    Zij was het bij wie ik iedere avond op de bank plofte. Zodra ik bij haar thuis was, verdwenen de zorgen van de buitenwereld. Ik liep door de gang richting de woonkamer en zag haar vaak op de bank, de televisie aan. Ik boog me dan over haar heen en gaf haar een zoen. En nog één, en nog één. ‘Ben je nog niet klaar?’ vroeg ze dan. Regelmatig, en dat was mijn favoriet, draaide ze haar gezicht naar me omhoog, haar ogen groter door de bril die ze droeg, trok mijn gezicht dichter naar zich toe en gaf mij een zoen.

    Mijn moeder. Haar lippen op mijn wang. Mijn lippen op haar wang. Haar lichaam tegen het mijne als ik haar omhelsde. Een gevoel van volmaakte rust. Het achtervolgt me ’s nachts in mijn dromen, want overdag moet ik het missen.

    Ruim zes jaar geleden overleed ze onverwachts. Ik was de avond ervoor bij haar geweest, had bij het afscheid ‘tot morgen’ gezegd, maar er kwam voor haar geen morgen meer.

    Verdwaald

    Bij het verlies van mijn moeder nam het duister het over. Het was alsof de aarde me had opgeslokt en weer had uitgespuugd. Ik keek om me heen, de omgeving kwam me bekend voor, maar toch voelde ik me een vreemde, verdwaald. Alsof ik opnieuw was geboren in een dor landschap en mijn weg naar huis, een nieuw thuis zonder moeder, moest hervinden. Alles deed pijn. Ademen. Eten. Herinneringen die opkwamen. Moeders dood was als een tijdmachine die me heen en weer schudde tussen heden en verleden. Het liefst bleef ik in het verleden.

    Toen ze me ontviel, interesseerde niets anders me meer. Ik wilde alleen mijn moeder dicht bij me houden. In het duister dat me omringde, probeerde ik wanhopig te voorkomen dat ze me zou ontglippen. De klank van haar lach, haar geur, de warme zachtheid van haar glimlach, haar maniertjes, onze gesprekken. Al die dingen die vanzelfsprekend voor me waren en die ik, realiseerde ik me met een schok, nooit meer zou horen, zien en voelen. Ik wilde alles bewaren, voor het als water tussen mijn vingers vandaan zou stromen en voorgoed verloren zou gaan.

    Het boek werd als een bouwpakket met de woorden als blokken en mijn herinneringen als cement om het geheel bij elkaar te houden

    Shah Jahan bouwde de Taj Mahal voor zijn verloren geliefde, ik had niet veel meer dan mijn woorden om een monumentje voor mijn moeder te bouwen. Een liefdesverklaring in boekvorm. Woord voor woord probeerde ik haar, wat ze voor me betekende en onze relatie, te vangen. Het boek werd als een bouwpakket met de woorden als blokken en mijn herinneringen als cement om het geheel bij elkaar te houden. De zinnen vielen uit elkaar, de woorden pasten niet, klopten niet. Ik wilde opgeven.

    ‘Oef, bij jou heeft de vogel echt geen ruimte om te nestelen,’ zei moeder altijd in het Marokkaans tegen me. Het is een uitdrukking die betekent dat iemand geen geduld heeft. Ik was inderdaad ongeduldig en ongedurig, maar nu hield ik vol. Langzaam kwam mijn moeder uit de berg woorden en zinnen tevoorschijn. Eerst vluchtig en voorzichtig, maar geleidelijk aan nadrukkelijker. Woord voor woord, zin voor zin. Ze nam plaats tegenover me aan de tafel waar ik aan werk, kwam geregeld achter me staan om me aan te moedigen, ze boog zich over me heen om me een zoen te geven en toe te fluisteren dat ik vol moest houden, door moest zetten, geduld moest hebben.

    Dat is mijn moeder. Zelfs nu ik haar aanraking moet ontberen, haar hand door mijn haren moet missen, laat ze me niet in de steek.

    Eerder gepubliceerd in AD’s Mezza.