De afgelopen dagen deden me een beetje denken aan een opgefokte schoolpleinsfeer, maar dan op het hoogste politieke niveau: na de gruwelijke aanslagen van Hamas riepen de meeste westerse politici niet op tot kalmte en terughoudendheid, maar gaven ze Israël alle recht om ongenadig wraak te nemen. Daarbij werd, zeer verrassend, het internationaal recht van stal gehaald als argument.
Onder dat recht vallen onder andere de mensenrechten, het VN-verdrag tegen marteling en humanitair oorlogsrecht. Op die rechten hebben de Palestijnen, die al decennia onder bezetting met harde, dodelijke onderdrukking leven, al te vaak tevergeefs een beroep gedaan.
Het leven in de Palestijnse gebieden en Gaza is mensonterend, met executies van onschuldige burgers, ook vrouwen en kinderen, door Israëlische soldaten en kolonisten, vernietiging van olijfgaarden, scholen, willekeurige arrestaties, treiterijen en geweld op straat. Het staat allemaal op beeld, bijna iedere dag verschijnen er wel filmpjes waarop Palestijnen als vliegen worden neergeschoten, alsof het niet in de gewone wereld plaatsvindt, maar in een computerspel.
Voor Palestijnen gelden andere regels: ze kunnen uit hun huizen worden gegooid om plaats te maken voor kolonisten. Hun water en elektriciteit worden beheerd door Israël, dat ook bepaalt waar ze wel en niet mogen komen. Hun huizen worden demonstratief afgebroken, hun heilige plekken onteerd. En hun recht op demonstratie afgepakt door kogels of politieke druk: oproepen tot een boycot van Israël is omstreden, pro-Palestijnse stemmen worden gecensureerd. In Engeland is zelfs een verbod op de Palestijnse vlag geopperd.
Het is wat veel voor een volk om te dragen. De uitzichtloosheid, het besef dat hun verdriet, hun verlies, hun lijden politici in het Westen onberoerd laat. Dat mensenrechten niet voor hen gelden. Volgens Frans Timmermans hebben de Palestijnen geen vrienden en is dat een van hun tragieken.
Maar het mooie van internationaal recht is dat mensen geen ‘vrienden’ hoeven te hebben. Het moet blind zijn en beslissingen toelaten op basis van feiten, zonder emotie of persoonlijke voorkeur.
Internationaal recht is verschrikkelijk belangrijk, omdat het politici eraan herinnert dat ieder mens gelijk is. Het zou politici moeten dwingen zichzelf de vraag te stellen waarom een Israëlisch slachtoffer hen meer raakt dan een Palestijns slachtoffer. Waarom bruut geweld tegen Palestijnen hen onverschillig laat. Waarom het geaccepteerd is dat politici Palestijnen ontmenselijken en hen ‘beesten’ noemen.
Ieder mensenleven is heilig. Dat zou het onbetwiste uitgangspunt moeten zijn.
Internationaal recht is een mes is dat aan twee kanten snijdt: het is makkelijk te gebruiken voor eigen gewin, maar het wordt pijnlijk als het in eigen vlees moet snijden of dat van vrienden. Er selectief mee schermen, zoals Timmermans en Von der Leyen doen, is obsceen. Je kunt je niet een air van morele superioriteit aanmeten terwijl de dubbele moraal in al zijn gruwelijkheid de beeldschermen vult.
Mensen doorzien dat. Wat veel politici niet beseffen, is dat de verhoudingen in de wereld veranderen. Voorheen genegeerde stemmen eisen hun plek op en het westers perspectief is niet langer leidend. Dat maakt de uitspraken van elitaire politici zo pijnlijk pompeus; zij bepalen niet langer de definities en normen.
Het mes moet in eigen vlees. Internationaal recht moet centraal staan. Het beschermt iedereen; Palestijnen, Israëliërs, volkeren zonder vrienden. Ons. Dat politieke leiders dat recht met voeten treden en niet zien hoe onmetelijk veel schade ze aanrichten, is de echte tragiek.
Eerder gepubliceerd in NRC.
